Welkom allen, op wat we inmiddels, tien jaar nadat onze Regio Gooi en Vechtstreek daarmee een start maakte, een traditionele herdenking mogen noemen. Vandaag, hier, herdenken we het onvoorstelbare leed dat inwoners van Nederlands-Indië tijdens de Tweede Wereldoorlog is aangedaan door de Japanse bezetter. Bij dit monument ‘Verdriet, Geborgenheid, Hoop’ hier op de Noorderbegraafplaats herdenken we de slachtoffers van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië (1942-1945).
Dit jaar precies 80 jaar geleden eindigde die gruwelijke oorlog met de capitulatie door keizer Hirohito. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vielen er in Nederlands-Indië ruim 4 miljoen doden, zowel onder de Nederlandse als de Indonesische bevolking. Het leed bij de miljoenen nabestaanden was en bleef immens.
Dat verdriet resoneerde ook hier in het Gooi. Van oudsher hebben Hilversum en de dorpen en steden in onze regio een speciale band met wat eeuwenlang ‘Ons Indië’ heette.
Hilversum heeft 2 ‘Indische buurten’ met straten die vernoemd zijn naar plaatsen in voormalig Nederlands-Indië. De Oost-Indiëwijk bevindt zich tussen de Lage Naarderweg en de Hoge Naarderweg. Een fraaie, monumentaal beschermde villawijk met straatnamen als de Sumatralaan, Delilaan, Javalaan, Borneolaan en Serdanglaan. En de West-Indiëwijk ligt in het zuidoosten van Hilversum, bij de A27, ook een rustige buurt met vrijstaande woningen.
Maar wat zéggen die wijken ons? Hoe ‘Indië-minded’ was de Gooi en Vechtstreek eigenlijk?
Annette Koenders, Beleidsadviseur Cultureel Erfgoed van de gemeente Hilversum, beschreef in 2018 de Indische sporen in onze regio. Ze stelt: “er werd veel geld verdiend overzee, en dat geld kwam terecht bij vooral Amsterdamse families, die daar in het groene Gooi landhuizen van lieten optrekken met soms immense parkachtige tuinen. Bijvoorbeeld de beeldbepalende villa Palaboean (veilige haven) uit 1878 aan de Vaartweg in Hilversum. Ik citeer: “B.R.C Bouricius, directeur van de Palembang-maatschappij, liet duidelijk blijken waar zijn fortuin vandaan kwam. De monumentale villa ‘Henriëtte’ uit 1898 aan de Schuttersweg werd in 1915 door nieuw eigenaar Pieter Reineke, zoon van de oprichter van de Handelsvereniging Amsterdam, Roemah Oedjong (Maleis voor hoekhuis) genoemd.”
“Planters, administrateurs van de Deli Maatschappij, gouvernementsambtenaren uit Batavia, verlofgangers; de achtergronden van de nieuwe inwoners waren talrijk. Deze bewoners, die in de koloniën een brede, interessante levenservaring hadden opgedaan, waren van harte welkom in het Hilversumse dorp. Men zag deze vermogende en flair bezittende wereldreizigers graag. In de sociale kringen droegen zij ook hun steentje bij als bestuurslid van de Schutterijvereniging bijvoorbeeld.”
Er was ook op een andere manier een vruchtbare uitwisseling van ideeën, zo schrijft Annette Koenders: “Vanwege de aanwezigheid van het Gouvernement ontwikkelden de invloeden en relaties zich over en weer. Ook kunstenaars en architecten in het Gooi lieten zich inspireren door de andere cultuur en hoopten op opdrachten in den vreemde. En er was natuurlijk de Wereldomroep, in de bossen bij het latere Mediapark – een live verbinding tussen hier en daar.
Maar laten we niet doen of de innige band tussen Hilversum en Nederlands-Indië wederzijds profijtelijk was. Natuurlijk werd het vele geld grotendeels verdiend ten koste van de gezondheid van ‘inlanders’, die slecht betaald werk verrichten op plantages en in fabrieken in de Oost. Nederland was een kolonisator. Tekenend is dat onze geroemde gemeentearchitect W.M. Dudok in 1932 het Van Heutszmonument in Batavia ontwierp. J.B. van Heutsz, de commandant van het Nederlands-Indische leger en Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië van 1904 tot 1909. Het enorme, torenachtige monument werd kort na de onafhankelijkheid gesloopt omdat het niet alleen een symbool was van kolonialisme maar ook omdat Van Heutsz berucht was om zijn militair bewind en de Atjeh-oorlog.
Kort en goed: al vanaf de zeventiende eeuw bestaan er innige banden tussen Nederlands-Indië en het Gooi. Maar die strekten vooral de mensen hier tot voordeel.
De vraag is dan: hoe vierden we hier de bevrijding van Nederlands-Indië uit de handen van ‘de Jappen’? Het korte antwoord: niet. Er was geen enkel vlagvertoon in Hilversum in het Gooi of elders in het land. Fred Pangemanan filmt al enige tijd zijn gesprekken met Indiëgangers en Indonesiërs, vaak in Indonesisch bejaardenhuis Patria, in Bussum. De bottom line vertelt hij, en vertellen zijn geïnterviewden: er wás niets te vieren. En dat had natuurlijk alles te maken met de onafhankelijkheidsstrijd exact twee dagen na de capitulatie, toen Soekarno en Hatta de onafhankelijkheid uitriepen van ‘Indonesië’. Miljoenen Indonesiërs belandden in een volgende oorlog.
We voelen met onze harten het onuitsprekelijke verdriet dat zovelen is aangedaan tijdens de drie gruweljaren van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië. Families uiteengereten, mensen in koelen bloede vermoord, dwangarbeid. En we weten dus ook dat 15 augustus 1945 niet ‘de bevrijding’ van Nederlands-Indië betekende. En dat velen nog altijd de gevolgen van die opeenvolgende oorlogen nauwelijks hebben kunnen verwerken.
Geen feest dus, vandaag, wel een herdenking. Als dierbaar ritueel. Een van de belangrijkste vragen in een nieuw onderzoek van het Nationaal Comité 4 en 5 mei is in kaart te brengen hoe rituelen van herdenken en vieren betekenisvol kunnen blijven voor de toekomst, hoe herdenkingsrituelen bijdragen aan rouw- en traumaverwerking – opmerkelijk genoeg is dat een volstrekt maagdelijk onderzoeksgebied. Zeker als het gaat om Nederlands-Indië /Indonesië. Het is in dit verband hoopgevend dat bij deze 80e verjaardag van de capitulatie van Japan op 13 plaatsen in Nederland voor het eerst, en daarmee op in totaal 65 plaatsen aandacht wordt besteed aan de Nederlands Indië herdenking. Ik hoop van ganser harte dat deze trend en dit onderzoek nieuwe generaties gaat helpen bij de verdere verwerking van het leed tijdens, en ná, de Tweede Wereldoorlog.
Daarbij helpt het om erover in gesprek te blijven. Zoals Fred dat doet met zijn camera en zijn notitieblok in Patria. En straks hier, als hij, ook al een kleine traditie, een bijzondere persoonlijkheid interviewt. Vandaag is dat radio- en tv-presentatrice Evelien de Bruijn. Zij publiceerde eerder dit jaar een aangrijpend boek: “De schatkamer van mijn vader.”
Uiteraard ga ik daar nu nog niet veel over zeggen, maar wat me diep trof was het proces dat startte met het lezen van de brief waarmee haar inmiddels hoogbejaarde Indische vader zijn jonge jaren in Nederlands-Indië samenvat. Samen dalen zij het pad af naar diepere herinneringen en gevoelens uit die tijd. Dat ging niet vanzelf. Evelien stelde haar vader vragen over wat ze de ‘slapende kwelduivels’ noemt: akelige herinneringen, diep verborgen onder een laag hard werken en goed fatsoen. Ik zal dadelijk intens luisteren naar het gesprek, in de wetenschap dat we vandaag weliswaar het einde van de gevechtshandelingen van de ene Bezetter tachtig jaar geleden markeren maar daarmee tevens het begin van de gevechtshandelingen van de andere.
In een radio interview over haar boek zegt Evelien: “Ik denk dat ik mijn vader beter ben gaan begrijpen. Mijn vader is op een hele jonge leeftijd voor zichzelf gaan zorgen. Dat heeft ervoor gezorgd dat hij altijd eerst voor zichzelf zorgde. Dat heeft wel effect gehad op mij.” Die laatste zin, geachte aanwezigen, raakt me. De strijd is nog niet voorbij, heeft zich verinnerlijkt, is voor velen en op vele manieren, en vaak nog onbewust voelbaar.
Daarmee is de herdenking van vandaag ook een Herdenking van het Zwijgen. Het psychisch leed van tweede en derde generatie. De stille oorlog na de oorlog.
De uitingen van generatieproblematiek die we ook kennen van andere bevolkingsgroepen die met onvoorstelbaar leed te kampen hebben gehad. Identiteitsproblemen. Moeite met het accepteren van de eigen Indische achtergrond en het vinden van een plek tussen de Nederlandse en Indische cultuur. Moeite met het opbouwen van vertrouwen in anderen, mede door de onzekerheid en wantrouwen die de ouders hebben ervaren. Moeite met het aangaan en onderhouden van relaties, zowel romantisch als vriendschappelijk, mogelijk door een gebrek aan emotionele openheid bij de ouders. Een deel van de tweede generatie ervaart ondefinieerbare maar ernstige gezondheidsklachten. De emotionele band met de ouders kan als minder hecht worden ervaren, mede doordat de ouders mogelijk moeite hadden met het uiten van emoties.
De tweede generatie kan onbewust een deel van het trauma van de ouders overnemen en worstelen met de gevolgen daarvan. Vaak zijn er dubbele gevoelens ten opzichte van de Indische cultuur, zoals afkeuring van de onderdanige houding van ouders ten opzichte van Nederlanders, maar ook medelijden. Er is, kortom, nogal wat verder te onderzoeken en onder ogen te komen. Om herdenkingen als deze nieuwe waarde te kunnen geven, ook voor jonge mensen die nu pijn voelen, en verdriet, en onzekerheid.
Ik sluit af met enige dichtregels van Wouter Muller. Hij was singer-songwriter en muzikant van Indische afkomst. Maakte vele jaren muziek en werd bekend met de Oost-Nederlandse folkgroep ‘Jakkes’. Drie jaar geleden overleden, maar zijn gedichten worden nog altijd gelezen. Hij dichtte de regels:
Ze hadden zoveel te vertellen
maar werden nauwelijks gehoord
de mensen van de eerste generatie
En ze hebben toen hun verhalen
maar in stilte gesmoord
Dus wie weet daarom nog iets
van hun frustratie
van hun woede, van hun pijn
om hier een vreemdeling te zijn
zonder aanzien, zonder recht
Er is nog zoveel
nog zoveel niet gezegd.
Dank u wel.