“Mijn vader werkte vanaf de jaren vijftig bij de GEB (Gemeentelijk Elektriciteitsbedrijf) en moest straatlantaarns nog met de hand aanzetten. Als het moet kan ik tegenwoordig de verlichting ook vanuit huis regelen.” Wim heeft de functie die zijn vader jaren geleden had bij onze gemeente. Drie jaar geleden zag Wim het licht en is hij ook voor de gemeente gaan werken.
Lantaarns met zonnepanelen
“Alles onder de grond regelt netbeheerder Liander. Zij schakelen de verlichting in afhankelijk van hoe laat de zon ondergaat. Maar alles boven de grond daar ga ik over. Daar blijft iedereen vanaf. Ik zie het op mijn scherm als er een lantaarn kapot is of als een hele straat zonder licht zit. Ook als er één is aangereden zie ik dat. Dan bel ik de aannemer of hij er als een gek naartoe kan gaan. Tegenwoordig zijn er armaturen (de draagconstructie met lamphouder voor één of meerdere lichtbronnen van een lamp) met zonnepaneeltjes. Die hoop ik binnen nu en acht weken te krijgen. Soms is er een storing bij Liander en zit bijvoorbeeld een straat zonder licht. Het oplossen van storingen kan soms lang duren. Door een paar lichtmasten te voorzien van een armatuur met zonnepanelen zit een straat niet zonder verlichting. De verlichting kan ik vanachter mijn computer aanzetten.”
Gasverlichting
Maar zo geavanceerd was straatverlichting vroeger natuurlijk niet. Voor we elektrische verlichting hadden, waren er straatlantaarns die werkten op gas en daarvoor op olie. De eerste straatverlichting op gas in Hilversum komt uit 1860. In dat jaar kreeg C.M.A. Hafkenscheid toestemming van de gemeente om een gasfabriek te starten om de olielampen te vervangen die tot dan toe de straten van Hilversum verlichtten. De gemeente betaalde Hafkenscheid daarvoor, maar daar stond tegenover dat de gemeente geen eigen gasfabriek hoefde te onderhouden. De vergunning van Hafkenscheid liep in 1885 af en de gemeente besloot toen om een eigen gasfabriek te starten aan de Kleine Drift. Destijds was de aangewezen grond nog een stuifzandgebied buiten de bebouwde kom. Het gas van de gasfabriek werd onder andere gebruikt voor straatverlichting. Eind 1885 had Hilversum al 339 straatlantaarns op gas.
Transitie naar elektrisch
Vanaf 1919 had de gemeente naast de gas- ook de elektriciteitsdistributie in handen. Dat zorgde voor de opkomst van elektrische lantaarns. Tot de tweede wereldoorlog schommelde het aantal gaslantaarns nog, maar in de jaren vijftig verdwenen ze compleet uit het straatbeeld. Alleen op de Kleine Drift bleven er nog 17 branden tot 1962. “In het begin zaten er nog ouderwetse gloeilampen en kleine tl-buizen in de elektrische straatverlichting. In een armatuur zaten twee lampen. ’s Avonds en ’s nachts ging er één uit om het licht te dimmen. Toen deden we al aan besparing.”
Veiligheid boven alles
Ook nu zijn we bezig met besparing. Op dit moment zitten we in de laatste fase van de overgang van spaarlampen naar ledverlichting: “In 2013 is mijn voorganger daarmee begonnen. Van de bijna 16.000 lichtpunten hoeven we er nog 4.000 te vervangen. Voor de ledverlichting hadden we een verbruik van 4.8 miljoen KWH per jaar. We zitten nu op 2.4 miljoen, dus het verbruik is al gehalveerd. Als we klaar zijn zal het verbruik tussen de 55% en 60% minder zijn dan in de periode voor 2013. Dat komt puur door de led, die energiebron is heel zuinig. Daarnaast dimmen we op doorgaande wegen de verlichting naar 75% om een uur of 23.00 uur. Om 05.00 uur gaan ze weer terug naar 100%. In woonwijken dimmen we niet. Dat verbruik is heel laag. Bovendien voelen vooral oudere mensen zich niet altijd veilig in het donker. En onze inwoners moeten zich wel veilig voelen als ze in het donker de hond uitlaten. Veiligheid gaat boven alles.”